Het gigantische aantal gewonden en zieken veroorzaakt door de industriële oorlogsvoering tijdens de Eerste Wereldoorlog, leidde tot een enorme uitbreiding van het medisch apparaat. Het Britse Royal Army Medical Corps groeide van 20.000 artsen en verpleegkundigen aan het begin van de oorlog naar 160.000 aan het eind. Dit had uiteraard gevolgen voor de hulp aan burgers. Frankrijk telde 22.000 artsen. Daarvan vertrokken er 19.500 naar het front of het militair hospitaal. In plaats van één voor 2500, was er tijdens de oorlog nog slechts één arts beschikbaar voor gemiddeld 14.000 burgers. Hele gebieden zaten van de ene op de andere dag zonder medische hulp en de artsen die er waren, konden weinig uitrichten omdat de medicatie ook voor soldaten was bestemd.